Van transities naar fundamentele verandering in het sociale domein
Het idee
WMO, Jeugdzorg en AWBZ, arbeidsparticipatie, het hele sociale domein, het moest allemaal anders. Goedkoper, doelmatiger en integraler. Verschuivingen van taken, verantwoordelijkheden en geld – transities, moeten een antwoord geven op de huidige problemen zoals versnippering, langs elkaar heen werken, kosten, wachtlijsten, doorverwijzingen en stapeling van intakes. Één gezin, één plan is het adagium.
De gemeente moet het gaan doen. Het idee achter de transities is dat de gemeente dichter bij de burger staat en als zodanig goed in staat is om de behoeften van de lokale gemeenschap te begrijpen en er antwoord op te geven. Bovendien kan zo het ‘sociale kapitaal’, de eigen kracht van mensen voor signalering en hulp beter benut worden en moet de rol van de (lokale) overheid verschuiven van dicteren naar faciliteren van het sociale domein. Tot zover het idee.
Maar worden met het verschuiven van verantwoordelijkheden en geld automatisch de problemen opgelost? Wordt het er goedkoper van en efficiënter? Worden cliënten beter geholpen? Niet zomaar door een transitie. Het moet in wezen gaan om het zichzelf opnieuw uitvinden van het hele sociale domein. Niet afzonderlijk, maar gezamenlijk, elkaars tempo serieus nemend.
Er gebeurt al veel in buurten en wijken, in gemeentehuizen, bij aanbieders. Maar vaak nog te los van elkaar en met veel schrijfwerk. Enkelen beslissen uiteindelijk voor velen. De uitkomsten moeten vervolgens van inspraak worden voorzien. Dit gebeurt dan langs de formele democratische lijnen met een lange doorlooptijd.
Als het gaat om de jeugd zien we dat er nu een kleine 50 jaar een flink aantal veranderingen zijn doorgevoerd, met name op het niveau van het verzetten van piketpalen, maar dat de problematiek niet wezenlijk is veranderd. Daar komt nog bij dat de maatschappij een stuk complexer is geworden. Mensen laten zich niet meer automatisch voegen in opgelegde en verzuilde structuren, zijn mondiger geworden, beschikken over opiniërende sociale media, krijgen een overload aan informatie en willen meer zelfbeschikking en eigenaarschap van hun eigen leven.
Uit een onderzoek van het Verwey – Jonker instituut blijkt dat weliswaar een ruime meerderheid van gemeenten participatie als beleidsdoel heeft, maar dat slechts een kwart dit in de begroting heeft opgenomen. Bij transitie geldt dat slechts in 6 % van gemeenten participatie als een beleidsdoel heeft opgenomen. Bijna de helft van de gemeenten betrekt jeugdigen en ouders bij de huidige gemeentelijke taken, maar als het om transities gaat blijkt dat slechts een vijfde van gemeenten dit te doen. In het onderzoek geeft de helft van de gemeenten aan niet goed te weten hoe participatie vorm te geven en driekwart heeft behoefte aan handvatten. Daarnaast geven veel gemeenten aan het lastig te vinden participatie zodanig te organiseren dat je een visie van een representatieve groep krijgt. Het veld is heterogeen en men ziet een gebrek aan duidelijk uitgestippelde methodieken en richtlijnen. Veruit de meeste gemeenten hebben behoefte aan ondersteuning en best practices.
De Large Scale Intervention; het werken vanuit alle perspectieven
Wij geloven er in dat het met elkaar in gesprek brengen van mensen hen helpt om de complexiteit zoals zij die ervaren overzichtelijk en inzichtelijk te maken en om beter geïnformeerde en gedragen besluiten te nemen. Het gezamenlijk vormen van een gedeeld en inspirerend toekomstbeeld en het maken van plannen, waar alle perspectieven in real time op elkaar worden betrokken activeert mensen om zich te ontplooien en zichzelf te organiseren. Dat is aan de orde binnen en tussen organisaties en ook in gemeenschappen, zoals gemeenten, dorpen of wijken, én bij transities en transformaties van het Sociale Domein.
Om dit alles te bereiken werken wij vanuit een aantal werkzame principes die tezamen ook Whole Scale Change worden genoemd en die worden geoperationaliseerd door Large Scale Interventions, een reeds sinds de jaren ’70 in diverse continenten ontstane manier van werken met groepen betrokkenen en belanghebbenden. Deze groepen, groot of klein, brengen in gezamenlijkheid heden, verleden en toekomst bij elkaar. Niet los en over elkaar, maar mét elkaar, vanuit duidelijk uitgestippelde methodieken en richtlijnen.
Centraal staat het werken met ‘gehelen’ (whole), die wij ‘sociale systemen’ noemen. Dat is iets anders dan het communiceren met doelgroepen en hun vertegenwoordigers, afzonderlijk van elkaar. Wij pakken vraagstukken aan vanuit het inzicht dat het werken met en binnen onderdelen over het algemeen niet voldoende tot verbinding en tot een gezamenlijke richting leidt. Het geheel is groter dan de som der delen zei Aristoteles al.
We gaan ervan uit dat de benodigde kennis in het systeem besloten zit en dat een juiste combinatie van groepssamenstelling, participatie en dialoog, deze kennis ontsluit. Wij hebben als adviseurs een faciliterende rol, gericht op het proces en niet op de inhoud. De inzet is erop gericht het handelend en lerend vermogen van het geheel groter te maken. De Large Scale Intervention zorgt ervoor dat de betrokkenen in een organisatie of gemeenschap:
• Deze in totaliteit leren zien en kennen, inclusief de samenhangen en relaties die er tussen onderdelen bestaan;
• de effecten van hun besluiten en handelingen op de gehele organisatie of gemeenschap en/of verschillende onderdelen daarvan zien en onderkennen;
• daadwerkelijk cliënt, patiënt, burger, professional centraal als uitgangspunt gebruiken van hun denken (over de muren, schotten en ketenbegrenzingen heen);
• en daarmee tot gedragen, geïnformeerde en uitvoerbare plannen te komen.
Directe democratie
Om een gemeenschappelijk, systeembreed gedeeld beeld te ontwikkelen over heden, verleden en toekomst, maakt de Large Scale Intervention gebruik van de beginselen van de participatieve democratie binnen het veranderkundige visie van Whole Scale Change. Door deze directe participatie tijdens het veranderproces toe te passen maakt het systeem kennis met de potentiële kracht ervan.
De participatieve democratie is fundamenteel verschillend van de ons bekende indirecte representatieve democratie. Bij de representatieve democratie is er sprake van (gekozen) vertegenwoordigers van een achterban, die namens de achterban meedoen aan besluitvormingsprocessen. Hierbij worden besluiten worden genomen op basis van meerderheid van stemmen. Discussie en debat zijn de dominante gespreksmodellen. Door retoriek moeten anderen worden overtuigd van de eigen inzichten. En werkt op grotere afstand dan de directe participatieve democratie.
Wij werken niet uitsluitend met bij voorbeeld cliëntenraden, jeugdraden, gemeenteraden e.d. los en onafhankelijk van elkaar, maar in directe gezamenlijkheid om alle perspectieven in één keer op elkaar te betrekken. Deelnemers aan groepsbijeenkomsten praten zonder last of ruggenspraak. Bepaalde meningen zijn niet belangrijker dan anderen. Men geeft nieuwe en individu overstijgende betekenissen aan de realiteit of sterker nog, er worden nieuwe realiteiten gecreëerd.
Een van de belangrijkste inzichten die we aan Kurt Lewin te danken hebben, de man die als eerste onderzoek deed naar het belang van directe participatie van mensen bijvoorbeeld in onderzoek, wijkverbetering en oplossing van vooroordelen tussen groepen mensen – is dat een gezamenlijke diagnose niet alleen inzicht biedt maar ook uitzicht op een betere toekomst. En juist dit uizicht biedt commitment op voor actie. ‘Doing by learning’ noemde hij dit, waarbij hij onderzoek en actie koppelde en omgekeerd.
Participatie
De meeste gemeenten hebben participatie hoog in het vaandel staan, maar velen worstelen met de vraag wat het precies inhoudt en hoe het kan worden vormgegeven. Er blijkt nogal eens onzekerheid te bestaan of er geen valse verwachtingen worden geschapen en er is veel onduidelijkheid over de vraag wat het verschil is tussen de (wettelijke) inspraak en participatie. Wij hebben de indruk dat inspraak een uiting is van de indirecte vertegenwoordigende democratie, veelal door burgers geïnterpreteerd als ‘wij mogen er ook nog iets van vinden’. Velen voelen zicht echter onvoldoende vertegenwoordigd, of hebben het gevoel dat hun mening en inbreng onvoldoende recht wordt gedaan.
Participatie past als historische opvolger van inspraak in het huidige tijdsgewricht waarin termen als Civil Society, Eigen Kracht en actief burgerschap steeds meer betekenis krijgen. Participatie betekent letterlijk meedoen. En dat is ook nodig, als we het volgende aanmerking nemen:
In 2012 waren er In Nederland ongeveer 12,5 miljoen mensen kiesgerechtigd, maar slechts een ruime 2.5% is lid van een politieke partij.
Leden van de Tweede Kamer, Eerste Kamer, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en gemeenteraden en colleges van bestuur worden gerekruteerd uit de 319.000 mensen die lid zijn van een politieke partij.
Slechts 10% van de leden van politieke partijen is actief.
De groep waaronder geworven wordt voor circa 9000 openbare bestuursfuncties is dus in theorie niet groter dan 32.000 personen, ofwel 0,4% van alle kiesgerechtigden van 18 jaar en ouder.
Bestuurders worden niet gekozen door de kiezer, maar benoemd.
Naast dit smalle draaipunt van de indirecte democratie speelt het fenomeen van de niet-gedragen politieke besluiten. Ze vinden op basis van te weinig kennis plaats, omdat problemen vooral in de oplossingssfeer behandeld worden zonder het noodzakelijke over- en inzicht en gedeelde diagnose. Kennis ontbreekt dan van de context waarin problemen zijn ontstaan of waar bepaalde vraagstukken in passen. Daarnaast worden problemen nogal eens partij politiek gekleurd en de werkelijkheid in stukjes geknipt. Dit heeft enerzijds te maken met portefeuilleverdelingen en bijbehorende afbakening van beleidsterreinen die een beperkt of eenzijdig zicht op de wereld veroorzaken. Anderzijds met het feit dat politici meestal geen materiedeskundigen zijn en na vier jaar van inwerken geven ze het stokje weer over aan de volgende nieuwkomer.
Het Huis van Thorbecke kunnen we niet zomaar afbreken. Wel kunnen we beter omgaan met zowel de rolopvatting van bestuurders als de mogelijkheid om directe participatie toe te passen. Het gaat dan vooral om het denken in termen van het gemeenschappelijk maken van de stakeholdersbelangen. Om de burgers en stakeholders niet alleen te vragen naar hun mening over iets wat al bedacht is, maar ze een actieve rol te geven in zowel visie, planning als uitvoering.
Wat levert de Large Scale Intervention op?
In honderden evaluaties van groepsbijeenkomsten waarin vanuit een meervoudig perspectief door alle betrokkenen wordt gesproken en doorgepakt, springt de waardering en waarde van het op deze manier met elkaar in gesprek zijn geweest vooral in het oog. Ook het in gesprek zijn geweest met bestuurders en andere machthebbers, die nu niet in de overtuigstand staan, wordt altijd zeer gewaardeerd. Daarnaast wordt veelvuldig gerapporteerd dat door deze wijze van werken en overleggen de grenzen tussen de verschillende gremia geslecht worden. Dit wordt versterkt door het feit dat in de dialogen door de begeleiders gevraagd wordt niet de focus te leggen op wat scheidt, maar vooral op wat verbindt. Het blijkt dat door deze verbindingen veranderprocessen sneller verlopen en dat er meer diepgaande analyses aan de orde zijn dan wanneer er slechts door enkelen voor velen en anderen wordt gedacht en gepland. Besluiten zijn beter gedragen, de implementatie verloopt sneller en er is meer eigenaarschap in de uitvoering waardoor de implementatie sneller en beter verloopt.
Effecten van de Large Scale Intervention
Uit wetenschappelijk onderzoek komen de volgende korte en langere termijn effecten naar voren wanneer een Large Scale proces wordt ingezet.
Korte termijn effecten
• Een groter bewustzijn en beter begrip van het systeem en de context;
• Een betere implementatie door meer commitment en meer energie van stakeholders;
• Ontstaan van nieuwe relaties, meer potentie voor innovatie;
• Toegenomen efficiëntie.
Langere termijn effecten:
• Het collectief verandervermogen is vergroot.
• Doorgaand collectief leren en veranderen, toegenomen verandercapaciteit;
• Meer reflectievermogen en groter zelfbewustzijn;
• Grenzen worden transparanter: de organisatie is meer open en er is minder eilandvorming;
• Nieuwe structuren onderhouden een doorgaande participatie in verandering
• Communicatie is directer en constructiever (tweerichtingsverkeer).
Large Scale Intervention

De LSI is een zich steeds verder ontwikkelend systeem van interventies dat zich baseert op het open systeemdenken en op voortschrijdend inzicht door continue samenspraak tussen adviseur en kleine en grote dwarsdoorsneden van het klantsysteem.